with, which, witch
De woorden with, which, witch en white worden nog weleens verward.
with
Dit is een voorzetsel en betekent met:
- I am coming with my mother.
(Ik kom met mijn moeder.)
which
Dit betekent die, dat of welke:
- The castle, which was built by King George, is still in good condition.
(Het kasteel, dat door koning George is gebouwd, is nog in goede staat.)
- Which coat is yours?
(Welke jas is van jou?)
witch
Dit betekent heks:
- She was acting like a witch.
(Ze gedroeg zich als een heks.)
white
Dit betekent wit:
- Grass is green and snow is white.