21 MRT (klik op een pijltje om naar een andere datum te bladeren)
De deelnemers op niveau 1 hebben de test van 21-03-2024 zo ingevuld:
(Toen we klein waren, gingen we naar dezelfde school.) When we were little, we ........ to the same school.
are going
were gone
have been went
Je gebruikt de verleden tijd om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Vaak staat er dan een tijdsbepaling in de zin die aangeeft dat iets is afgelopen, zoals "yesterday, a week ago, last month" etc. 'Go' is een onregelmatig werkwoord en wordt 'went' in de verleden tijd.
Zie ook de pagina verleden tijd.
(Ik heb drie honden.) I have three ........ .
dogges dogs
dogg's
dog's
Het woord "dog" heeft een regelmatig meervoud. Er komt dus een -s achter het enkelvoud. Let op: je gebruikt in het Engels nooit -'s in het meervoud!
Zie ook de pagina banks, houses.
(Het schilderij hangt in mijn kamer.) The painting hangs ........ my room.
over
with
on in
'In' (betekenis: in) is een voorzetsel van plaats. 'In' wordt gebruikt als je verwijst naar een object/persoon in een bepaalde ruimte.
Zie ook de pagina in, at, on.
(Gaat het wel goed met je? Je bent lijkbleek!) Are you okay? You're as ........ as a sheet!
with
wit white
which
white = wit
which = welk with = met wit = verstand
Zie ook de pagina with, which, witch.