Je gebruikt de tegenwoordige tijd in duurvorm ("to be" gevolgd door een werkwoord + -ing) voor iets dat nu aan de gang is of wat iemand nu aan het doen is.
Zie ook de pagina tegenwoordige tijd.

"In" is in dit geval een voorzetsel van tijd: "over" vijftien minuten wordt vertaald met "in fifteen minutes".
Zie ook de pagina in, at, on.

Je gebruikt de verleden tijd om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Vaak staat er dan een tijdsbepaling in de zin die aangeeft dat iets is afgelopen, zoals "yesterday, a week ago, last month" etc. Bovendien is 'spend' een onregelmatig werkwoord: de verleden tijd is 'spent'.
Zie ook de pagina verleden tijd.

scullery = bijkeuken
scallop = schulp
scruple = gewetensbezwaar

Zie ook de pagina Links.