bezit | mine, whose
Het Engels heeft twee groepen bezittelijke voornaamwoorden:
- bijvoeglijke bezittelijke voornaamwoorden
- zelfstandige bezittelijke voornaamwoorden
Bijvoeglijke bezittelijke voornaamwoorden
Deze worden altijd gevolgd door een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld:
- my house
(mijn huis)
- your dog
(jouw hond / jullie hond)
- his car
(zijn auto)
- her bag
(haar tas)
- its food
(zijn voer, bij dieren en voorwerpen)
- our school
(onze school)
- your family
(jouw familie / jullie familie)
- their village
(hun dorp)
- vragend: whose book is it?
(wiens boek is het?)
Zelfstandige bezittelijke voornaamwoorden
Deze worden niet gevolgd door een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld:
- the house is mine.
(het huis is het mijne, het huis is van mij.)
- the dog is yours.
(de hond is de jouwe / van jou / van jullie.)
- the car is his.
(de auto is de zijne / van hem.)
- the bag is hers.
(de tas is de hare / van haar.)
- the school is ours.
(de school is de onze / van ons.)
- the family is yours.
(de familie is van jou / van jullie.)
- the village is theirs.
(het dorp is het hunne / van hen.)
- vragend: whose is it?
(van wie is het?)