MOB-versie | Naar grote versie



ontkenning

Als je wilt zeggen dat iets niet zo is, maak je een ontkenning. In het Engels gebruik je hiervoor simpelweg het woordje not.

 
 

Zinnen met to be of hulpwerkwoord

Als er in een zin een vorm van to be (am / are / is) of een hulpwerkwoord (bijv. can / should / may) staat, dan maak je een ontkenning door not daarachter te zetten.

  • She is a lawyer. 
    She is not a lawyer.
     
  • Horses can fly. 
    Horses cannot/can't fly.
     
  • She should take some time off. 
    She should not take some time off.
     

Zinnen met andere werkwoorden

In alle andere gevallen zet je don't / do not voor het werkwoord.

Bij he/she/it wordt dit doesn't / does not. Omdat de vervoeging met -s nu al in does voorkomt, laat je de s achter het werkwoord weg.

  • They live in Spain. 
    They don't live in Spain.
     
  • You travel by train.
    You do not travel by train.
     
  • She works in that building.
    She doesn't work in that building.
     
  • He likes football.
    He does not like football.
     

Verleden tijd

In de verleden tijd zet je in plaats van doesdid voor het werkwoord.

Het werkwoord krijgt dan niet de vorm met -ed, maar het hele werkwoord zonder to.

  • They visited Manchester.
    They didn't visit Manchester.
     

De ontkenning van have / have got is verschillend

 

Ontkenningen met have / has maak je met don't have / doesn't have:

  • They have a caravan.
    They don't have a caravan.
     
  • She has a piano.
    She doesn't have a piano.
     

Ontkenningen met have got / has got maak je met haven't got / hasn't got:

  • They have got a restaurant.
    They haven't got a restaurant.
     
  • She has got nice clothes.
    She hasn't got nice clothes.
     

Vakterm

De Engelse vakterm voor ontkenningen is "Negations".






Help | Contact  |  Instellingen  |  


Beter Spellen  Beter Rekenen  NU Beter Engels  NU Beter Duits  NU Beter Frans  NU Beter Spaans  Beter Bijbel  

Martin van Toll Producties
in samenwerking met