Je gebruikt in het Engels de verleden tijd (-ed achter het werkwoord) om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.

In het Nederlands is het juist gebruikelijk om in zo'n geval de voltooid tegenwoordige tijd te gebruiken (hij heeft in Brazilië gewoond).
In het Engels heeft de voltooid tegenwoordige tijd een andere betekenis:
Stan has lived in Brazil for five years = Stan woont al vijf jaar in Brazilië (en woont er nog steeds).
Zie ook de pagina verleden tijd.

Het woord "bird" heeft een regelmatig meervoud. Er komt dus een -s achter het enkelvoud. Let op: je gebruikt in het Engels nooit -'s in het meervoud!
Zie ook de pagina banks, houses.

'Under' (betekenis: onder) is een voorzetsel van plaats.
Zie ook de pagina in, at, on.

your = jouw
yours = de jouwe
you're = you are
Zie ook de pagina your, you're.