Je gebruikt de verleden tijd om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. Vaak staat er dan een tijdsbepaling in de zin die aangeeft dat iets is afgelopen, zoals "yesterday, a week ago, last month" etc. Als de auto nog steeds schoon was op het moment van spreken, gebruik je de present perfect (have washed). Er is dan namelijk nog een duidelijk relatie tussen het verleden en het heden.
Zie ook de pagina verleden tijd.

'lying' is hier het juiste antwoord.
Zie ook de pagina lay, lie.

Letterlijk: Vinders zijn houders, verliezers zijn huilers.

Dit wordt vaak gezegd door het kind dat iets gevonden heeft tegen het kind dat dat voorwerp eerder was kwijtgeraakt.
Zie ook de pagina cats and dogs.

grabble = grabbelen
grape press = druivenpers
ditch = sloot, greppel
Zie ook de pagina Links.